De contractsvrijheid, inhoudende dat iedereen zelf mag bepalen wat hij met een ander afspreekt, is een van de belangrijkste beginselen van het Nederlandse contractenrecht. De kreten afspraak is afspraak en ingestemd is ingestemd lijken ons huidige contractenrecht dan ook kleur te geven. De wetgever vond het echter niet wenselijk om de contractspartijen geheel vrij te laten en heeft om die reden bepaalde verboden in de wet opgenomen, zoals het verbod om afspraken te maken die in strijd zijn met de openbare zeden (artikel 3:40 BW).
Daarnaast heeft de wetgever ook bepaalde groepen burgers willen beschermen tegen de macht van de anderen. Het huurrecht is een schoolvoorbeeld van een rechtsgebied waarin de contractsvrijheid sterk aan banden is gelegd. Zo volgt uit artikel 7:241 BW dat niet ten nadele van de huurder kan worden afweken van situaties die in een algemene maatregel van bestuur als gebrek zijn vastgelegd. Anders verwoord, indien de Nederlandse regelgeving een bepaalde omstandigheid in een woning als een gebrek aanmerkt, kan de verhuurder niet met de huurder overeenkomen dat zij dat niet als een gebrek in de zin van de wet zullen behandelen.
Huurovereenkomsten die in strijd zijn met het (huur)recht worden in veel gevallen niet ontdekt. Pas als een geschil tussen de verhuurder en de huurder ontstaat en een jurist of een rechter betrokken raakt bij de zaak, zal de huurovereenkomst grondig worden bekeken en zullen gebreken aan de huurovereenkomst boven water komen. Dit kan als gevolg hebben dat de afspraken die tussen verhuurder en huurder zijn gemaakt niet rechtsgeldig zijn met als gevolg dat de werking van de gemaakte afspraak teniet (kan) gaan.