“Vernietigend oordeel over eigenmacht vaststellen dwangsommen door IND“
Op 29 oktober 2020 zijn er twee mooie vonnissen bij ons op kantoor binnengekomen. Oordeel van de rechter is dat beslaglegging op de bankrekeningen van de IND is toegestaan.
Het verhaal achter deze twee vonnissen, begint op 24 juli 2018 en 27 juli 2018, de data waarop gedaagden een aanvraag indienen bij de IND tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Door mr. Hillen is in beide zaken beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze ingediende aanvragen, welke beide gegrond zijn verklaard. In beide zaken heeft de rechtbank dwangsommen aan de IND opgelegd indien de IND niet binnen de door de rechtbank bepaalde termijn over gaat tot het nemen van een besluit op de asielaanvraag respectievelijk een start te maken met de algemene asielprocedure.
De IND weigert over te gaan tot betaling van het volledige bedrag van de door de rechter opgelegde dwangsommen en trekt ongeveer € 10.000,– af van het aan cliënten te betalen bedrag. De IND stelt dat van 16 maart 2020 tot 19 juli 2020 geen dwangsom verschuldigd zijn vanwege de coronamaatregelen en dit als overmacht als bedoeld in artikel 4:15 tweede lid, onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) is te beschouwen.
Op 4 september 2020 heeft mr. Hillen de deurwaarder opdracht gegeven namens gedaagden en ten laste van de Staat executoriaal derdenbeslag te laten leggen onder de ING voor de verbeurde dwangsommen.
Als reactie op het leggen van dit beslag volgde in beide zaken door de Staat gestarte kort gedingprocedures. In deze kort gedingprocedures verzocht de Staat aan de burgerlijke rechter om het beslag te laten opheffen, dan wel de dwangsom te verminderen en te verbieden dat opnieuw beslag mag worden gelegd. De Staat voert aan dat op grond van artikel 436 Rechtsvordering geen beslag mag worden gelegd op goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst en dat sprake is van een overmachtssituatie waardoor een lager bedrag aan dwangsommen verbeurd is.
De rechter heeft geoordeeld dat op grond van artikel 611d Rv, alleen de rechter die de dwangsom heeft opgelegd bevoegd is deze te verminderen, niet de burgerlijke rechter en niet de executierechter. De staat had zich tot een andere rechter moeten wenden en al helemaal niet zelf de hoogte van de dwangsommen mogen bepalen. Het inroepen van artikel 436Rv onder deze omstandigheid is misbruik van recht. De asielzoeker mag dus, ondanks artikel 436 Rv, beslag leggen op de bankrekening van de IND indien de IND weigert dwangsommen (volledig) te betalen.
Uit de uitkomst van de kort gedingprocedures volgt dat ook de Staat niet boven de wet staat. Ook de Staat (lees: de IND) dient zich te houden aan de dwangsommen opgelegd door de bestuursrechter en zich, indien ze deze verminderd wensen te zien, te wenden tot de juiste rechter. De IND mag niet zelf bepalen wat de hoogte bedraagt van de te betalen dwangsom en wordt op dit punt teruggefloten door de burgerlijke rechter.